Soms is het leven moeilijk. Soms voelt het alsof je alleen maar door moet gaan, zonder te weten waar je naartoe gaat. Soms voelt het alsof hoop een illusie is, iets ongrijpbaars, iets wat voor anderen lijkt weggelegd, maar niet voor jou. Soms is het leven gewoon… om een oud-collega te citeren: gewoon kut.
Toch weet ik nu dat er altijd betere momenten komen. Misschien voel je dat nu niet. Misschien zit je in een fase waarin het uitzicht troebel is. Maar geloof me, hoe donker het ook lijkt, er komt altijd licht. Ik weet dat, omdat ik het zelf heb ervaren.
Dit is mijn verhaal. Het verhaal van hoe ik op jonge leeftijd een eetstoornis ontwikkelde. Hoe het was om dagelijks te worstelen met mijn gedachten. Hoe ik bang was voor de wereld om me heen, hoe ik emoties inslikte, hoe ik worstelde met diepe verbindingen en hoe ik gevangen zat in wisselende stemmingen.
Maar dit is niet alleen een verhaal over strijd. Dit is ook een verhaal over groei, over inzicht en over het besef dat geluk niet alleen afhankelijk is van wat je meemaakt, maar vooral van hoe je ermee omgaat.
De eerste signalen
Het was een warme schooldag. Ik zat in de aula en keek naar het broodtrommeltje in mijn handen. Eén boterham, een paar plakjes komkommer, een stukje koek en een pakje drinken. Dat was alles. Mijn lunch, mijn enige maaltijd voor die dag. Ik wist dat het weinig was, maar toch had ik geen trek. Of, beter gezegd: ik wílde geen trek hebben.
Ik stond op en liep naar de vuilnisbak. Ergens hoopte ik dat niemand het zag, want ik vond het zonde. Ik voelde me schuldig. Er waren mensen op de wereld die geen eten hadden en ik… ik gooide het weg. Maar toch deed ik het. Alsof ik mezelf niet helemaal onder controle had. Alsof er een deel van mij was dat me dwong om dit te doen, terwijl een ander deel zich er pijnlijk bewust van was.
Dat was één van de eerste momenten waarop ik écht besefte dat mijn relatie met eten niet normaal was. Maar waar was het begonnen? Wanneer was het zaadje geplant?
Een onschuldige opmerking, een diepe impact
Als kind was ik niet altijd bezig met mijn gewicht. Ik speelde graag binnen, las boeken en verzon verhalen met mijn knuffels. Buiten spelen vond ik minder interessant. Misschien was dat de reden dat ik op jonge leeftijd iets zwaarder was dan gemiddeld. Maar echt nadenken over mijn lichaam deed ik niet—totdat iemand me erop wees.
Ik was acht jaar en moest naar een kinderarts. Ze bekeek me van top tot teen en woog me. Toen kwam de opmerking:
“Je bent iets te zwaar voor je leeftijd, maar het is net vakantie geweest, dus dat geeft niet.”
Het leek een onschuldige zin, vriendelijk bedoeld zelfs. Maar voor mij veranderde het alles. Ik had altijd al de neiging om dingen diep tot me door te laten dringen. Dit bleef hangen. Ik was te dik. Ik was niet goed genoeg. Ik moest veranderen.
Vanaf dat moment begon het. Onbewust liet ik snoepjes vaker staan. Bij vriendinnetjes at ik minder. Ik merkte dat ik dunner werd en ergens voelde dat goed. Niet omdat ik me gezonder voelde, maar omdat ik controle had.
Op zoek naar perfectie
Op de basisschool werd ik langzaamaan dunner, totdat ik in groep acht nog maar 45 kilo woog bij een lengte van 1.71 meter. Maar ik zag mezelf niet als te dun. Ik was vooral opgelucht dat ik niet meer “te dik” was. De opmerkingen uit het verleden zaten nog steeds in mijn hoofd.
Toen ik naar de middelbare school ging, was ik hoopvol. Ik wilde vrienden maken, een nieuwe start. Maar in plaats daarvan viel ik op. Mijn Limburgse accent, mijn stille aard, mijn dunne lichaam—het leek alsof alles aan mij schreeuwde: “Anders.”
En met die aandacht kwamen de opmerkingen.
“Je bent zo dun.”
“Je bent een plank.”
“Eet je wel genoeg?”
Het waren misschien geen gemene woorden, maar ik hoorde ze wel. En ik nam ze mee, diep van binnen, alsof ze iets over mijn waarde bepaalden.
Toch was eten op dat moment nog niet mijn grootste focus. Cijfers waren dat. Ik stortte me volledig op school. Een zeven was niet goed genoeg. Een acht? Beter, maar nog niet perfect. Een negen? Waarom geen tien?
Achteraf gezien zie ik dat mijn perfectionisme een manier was om grip te krijgen op een wereld die onvoorspelbaar voelde. Een wereld waarin ik op zoek was naar iets of iemand die me begreep, die op mij leek. Maar wat ik niet doorhad, was dat ik vooral mezelf kwijtraakte.
De weg naar herstel
Mijn relatie met eten bleef jarenlang ingewikkeld. Soms had ik controle, soms verloor ik die volledig. Het duurde lang voordat ik begreep dat het probleem niet in mijn lichaam zat, maar in mijn hoofd.
Wat me uiteindelijk hielp, was het besef dat geluk niet komt van een bepaald gewicht, een bepaald uiterlijk of zelfs een bepaald cijfer op een proefwerk. Geluk zit in hoe je naar jezelf kijkt. In de manier waarop je jezelf toestaat om goed genoeg te zijn, precies zoals je bent.
Dat besef kwam niet in één keer. Het was een proces van jaren, van vallen en opstaan. Van dagen waarop ik weer in oude patronen verviel en dagen waarop ik sterker was dan ooit.
Nu, als ik terugkijk op die tijd, heb ik geen spijt. Natuurlijk had ik liever gezien dat ik mezelf minder pijn had gedaan, dat ik niet zo streng was geweest. Maar ik weet ook dat deze ervaringen me hebben gevormd. Dat ik nu beter weet wat écht belangrijk is.
En dat is misschien wel de mooiste les die ik heb geleerd.
Liefs,
Emily
(red) Heb je hulp bij een eetstoornis nodig? Kijk eens bij over-win.nl. Petra heeft zelf ook een eetstoornis overwonnen en na een jarenlange studie heeft zij nu haar praktijk geopend. Goed om te weten, een eetstoornis kan ook op latere leeftijd ontstaan!
Laatste berichten van Emily Faber (toon alles)
- Eten werd mijn vijand, totdat ik mezelf terugvond - 29 januari 2025
- Liefde voor de wereld: een andere kijk op het leven - 16 januari 2025
- Waarom anders zijn oké is en zelfs gelukkig maakt - 9 januari 2025
Laat een reactie achter