Er is slecht en weinig onderzoek gedaan naar welke factoren moeders beïnvloeden om van exclusief vloeibare babyvoeding (borstvoeding en zuigelingenvoeding) naar aanvullende voeding te gaan. Echter zijn wel de eerste stappen binnen het onderzoeksgebied gedaan.
Dit geeft dan ook zowel professionals als de prille moeders waardevolle informatie over hun gedrag en waardoor deze (onbewust) beïnvloed wordt. Het kiezen of en wanneer met aanvullende voeding moet worden gestart is een van de vele dilemma’s waar prille moeders tegenaan lopen.
Aanbevelingen van de World Health Organisation
Ten behoeve van de studie die ik nu bespreek, is er gekozen om onder borstvoeding ook zuigelingen flesvoeding te verstaan. Dit omdat moeders tegen factoren aanlopen als zorgen over het moedermelkaanbod en terugkeer naar betaald werk.
De WHO raad aan om tot ongeveer de leeftijd van 6 maanden (tussen de 4 en 6 maanden kan met bijvoeding worden gestart als het kindje er klaar voor is) exclusief borstvoeding te geven.
Borst- en kunstvoeding is belangrijk voor de groei en ontwikkeling van kinderen en biedt bescherming tegen ziekten. De eerste 6 maanden leveren deze bronnen dan ook alle voedingsstoffen die nodig zijn.
Het geven van bijvoeding vóór 4 maanden wordt in verband gebracht met een hoger risico op het ontwikkelen van een voedselallergie. Na 6 maanden heeft het kindje aanvullende voeding nodig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Toch bleek uit het onderzoek dat moeders het over het algemeen een uitdaging vonden om tot 6 maanden te wachten. Hoe komt dit?
De theorie van ‘planned behaviour’ (TPB)
Even een stukje belangrijke theorie… De TPB is binnen de studie naar de psychosociale factoren die moeders beïnvloedt om met aanvullende voeding te beginnen, gebruikt. Deze theorie laat zien dat de intentie voor het uitvoeren van bepaald gedrag de belangrijkste factor is voor het daadwerkelijk vertoonde gedrag. De intentie wordt beïnvloed door de attitude (overtuigingen), de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole (de verwachting dat het gedrag effectief kan worden uitgevoerd).
De uitslag: Factoren die moeders beïnvloeden
Uit de studie blijkt dat overtuigingen als
- dat de borstvoeding niet toereikend zou zijn voor de groei en gewichtstoename,
- de slaappatronen zouden verbeteren
- en het samen hebben van plezier tijdens de maaltijd
redenen waren om (ruim) voor 6 maanden te beginnen met aanvullende voeding.
Echter klopt dit niet met de werkelijkheid. Zoals ik eerder noemde, biedt borst- en kunstvoeding de eerste 4 tot 6 maanden alle benodigde voedingsstoffen. Daarnaast bleek dat in de realiteit de aanvullende voeding minimale invloed had op het slaappatroon.
Belemmeringen waren de subjectieve normen en groepsnormen zoals de peer-invloeden*: hoe pakken andere bekende leeftijdsgenoten/collega’s het aan? Vooral vrienden, familie en collega’s beïnvloedden het gedrag.
Ook bepaald hoe we de non-verbale signalen van de baby opvatten, of we beslissen of we denken dat hij/zij klaar is voor vaster voedsel. Het gaat dus ook om het interpretatieproces van de moeder.
Interessant is om te lezen in de studie dat moeders die 6 maanden wachten een voorspoedige introductie van voedsel soorten ervoeren en dat het kindje gemakkelijk at, het gegeven eten accepteerde zonder twijfel of moeite.
Klaar voor vast voedsel
Een veel genoemde reden om vroegtijdig (rond de 4 maanden) te beginnen met het geven van aanvullende voeding was de interpretatie dat het kindje ‘er klaar voor was’.
Ik citeer vrij: ‘’Moeders in deze studie waren er niet van op de hoogte dat de ontwikkeling van de zuigelingen rond de 4 maanden ervoor zorgt dat zij in alles geïnteresseerd zijn wat de ouders doen (dus ook eten), echter betekent dat nog niet dat zij daadwerkelijk klaar zijn voor een dergelijke taak als het innemen van vast voedsel.’’
Een aantal voorwaarden om te beslissen of je kindje klaar is voor het nemen van vast voedsel zijn:
- hij/zij toont interesse in eten,
- steekt speelgoed in de mond,
- kauwt op de vuistjes,
- en kan van een lepel af eten.
Daarnaast moet de baby ook romp stabiliteit hebben en rechtop op schoot kunnen zitten.
Het veranderen van de overtuiging om het gedrag aan te passen
Ondanks dat er al veel informatie beschikbaar is, blijkt zelfs uit een kleine steekproefstudie als deze, dat ongegronde overtuigingen en (onbewuste) invloeden van de sociale familiare omgeving moeders beïnvloeden bij het beginnen met aanvullende voeding en ondanks de kennis van de aanbevelingen van de WHO.
Goed onderzoeken of het kindje dáádwerkelijk klaar is voor aanvullende voeding, je eigen overtuigingen met een kritisch oog waarnemen en tevens ook de overtuigingen uit je sociale omgeving kunnen een gezonde invloed hebben voor de gezondheid van je kindje zijn mijn conclusies uit dit onderzoek.
De studie benadrukt tevens dat een goede vertrouwensrelatie met een professional (op het consultatiebureau) een gezonde invloed blijkt te hebben op de moeder.
* Peer invloeden zijn echter invloeden van ontwikkelingsgelijken. Zoals mensen die door hetzelfde heen gaan, leeftijdsgenoten of andere mensen waaraan we ons meten. Het zijn ‘gelijken’.
—
Bronnen:
- Het Voedingscentrum
- De studie ‘Factors influencing first-time mothers’ introduction of complementary foods: a qualitative exploration’
Wij hebben dit artikel van onze gastblogger Jill Mooij gekregen. Bekijk hieronder haar profiel.
Laatste berichten van Jill Mooij (toon alles)
- Voedingsstoffen die de mentale gezondheid beïnvloeden - 13 september 2016
- Psychische klachten door de indruk die je van eigen gewicht hebt - 22 juli 2016
- Wéér een artikel over voeding? Ben je al informatiemoe? - 18 juni 2016
Laat een reactie achter